In dit rapport is onderzoek gedaan naar wat de invloed van een door gietmortel gevulde stelruimte is op de afschuifcapaciteit van een stalen anker. Binnen de huidige codes NEN-EN 1993-1-8 en NEN-EN 1992-4 zijn diverse methoden met verschillende randvoorwaarden beschreven en dat zorgt in de praktijk bij het bepalen van deze afschuifcapaciteit voor onduidelijkheden en discussie wat de juiste methode is.
In dit onderzoek zijn de vergelijkingen uit de vigerende codes beschreven, wat de verschillen onderling zijn, hoe constructeurs hier in de dagelijkse praktijk mee omgaan en welke vergelijkingen door de diverse rekensoftware wordt gebruikt. Uit de vergelijkingen blijkt dat de afschuifcapaciteit door de stelruimte moet worden gereduceerd en deze laat zich het beste vatten in een β-factor. Het onderzoek richt zich verder op de beschrijving van β. Voor deze beschrijving wordt de dagelijkse praktijk, de veiligheid en eenvoud van het ontwerp en het constructieve gedrag van de hele verbinding meegenomen.
Onderliggend aan de vergelijkingen zijn in het verleden experimenten uitgevoerd door onder andere het Stevin-laboratorium van de TU Delft, Fischer en de Universiteit van Florida. Deze resultaten zijn onderzocht en met elkaar en de vigerende codes vergelijken. Voor een breder beeld is de vergelijking en een onderliggend experiment voor de bepaling van afschuifcapaciteit van bouten bij het gebruik van stalen vullingen in staal-staalverbindingen ook meegenomen. Hier vindt hetzelfde mechanische gedrag plaats.
Om het complexe gedrag van het krachtenspel in het anker, dat veroorzaakt wordt door de afschuifkracht en het moment dat door de stelruimte ontstaat, in beeld te krijgen is voor dit onderzoek in Diana een EEM-model gemaakt. Dit model sluit aan bij de proefresultaten en de onderzochte vergelijkingen en kan daarom gebruikt worden om conclusies te trekken. Voor de randvoorwaarden van het model zijn diverse conservatieve aannames gemaakt om de werkelijke afschuifcapaciteit van de ankers niet ongegrond over te waarderen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: geen stelmoer onder de voetplaat zodat de langste buiglengte van de ankers wordt gecontroleerd, de wrijvingsfactoren conform de codes die lager zijn dan in de proeven zullen zijn opgetreden en een brosser gedrag van het ankermateriaal dan uit trekproeven blijkt.
Uit de resultaten van het EEM-model blijkt dat van de huidige vergelijking voor afschuifcapaciteit van ankers:
Uit dit onderzoek volgt het voorstel om de huidige vergelijking voor schuif van bouten en ankers volgens NEN-EN 1993-1-8-tabel 3.4 uit te breiden met een reductiefactor β waarop de volgende randvoorwaarden van toepassing zijn:
Als aan deze randvoorwaarden is voldaan, gelden de volgende vergelijkingen voor de β-factor:
Door dit voorstel kunnen de volgende vergelijkingen komen te vervallen:
Er is door de conservatieve aannames in het EEM-model ruimte om extra invloedfactoren te introduceren die het gedrag nauwkeurig beschrijven. Op basis van de proef- en modelresultaten zijn hier aanbevelingen voor gedaan die nader onderzoek nodig hebben.
Download
Het BRL 0507 certificaat laat zien dat je wapening vakkundig, veilig en volgens de regels uitvoert.
De regels om betonconstructies te berekenen zullen ingrijpend veranderen.
Rijkswaterstaat en de Betonvereniging starten Communities of Practice om samen duurzame oplossingen voor beton te ontwikkelen.
Jaarlijkse Algemene Ledenvergadering
Verdiep je in de vernieuwde Eurocode 2 en vergroot je kennis voor betere betonconstructies.
Dit is perfect voor nieuwkomers in de betonsector, zoals chauffeurs of verkopers. Je leert over soorten beton, materialen en verwerkingsmethoden.